Prehistorisch edelhert
Bij graafwerk voor de Tungelroyse beek in het buurtschap Mildert kwam in 2010 eerst de kroon van een geweistang van – naar later bleek – een edelhert tevoorschijn. Daarna volgde meer skeletresten van twee edelherten: de kop en een deel van de romp van de een en de onderkaak van de ander. De botten zijn gedateerd met koolstofanalyse (14C methode) en bleken ongeveer 11.000 jaar oud te zijn, uit het vroeg-mesolithicum. Iets verderop kwamen meer prehistorische botfragmenten aan het licht: van edelhert, ree, oeros, wild zwijn, bever en paard, evenals rund en varken.
Het edelhert blijkt in hartje winter geschoten te zijn, het gewei is namelijk volledig uitgegroeid. Dat wijst erop dat mensen niet allemaal naar het zuiden trokken om de winterse kou te overleven.
Dat er mensen bij deze archeologische vindplaats in de Mildert actief zijn geweest, blijkt niet alleen uit de botresten van landbouwhuisdieren. De archeologen vonden er ook fragmenten aardewerk en vuurstenen werktuigen. Materiaal dat door mensen is achtergelaten en verwijst naar de jacht en slacht, zoals pijlpunten, schrabbers van vuursteen en klingen om mee te snijden. De combinatie van deze vondsten maakt het beekdal bij de Mildert tot een enorme archeologische archiefkast.
De bewoners van het toenmalige Limburg waren jager-verzamelaars. De informatiebron over deze mensen bestaat hoofdzakelijk uit anorganisch materiaal zoals vuurstenen artefacten. Andere soorten materiaal blijven zelden eeuwenlang goed bewaard. Maar met de vondst van de botresten in is er eindelijk een vindplaats ontdekt met organisch materiaal. Meer dan de helft van het gevonden bot is van edelherten. Botten van oerossen en een edelhert vertoonden sporen van menselijke activiteit.
Waarschijnlijk was het restmateriaal van de slacht. Na de slacht werden vleesrijke delen verdeeld en meegenomen. De minder vleesrijke stukken liet men ter plaats achter.
Voor het feit dat er juist op deze locatie in het beekdal zoveel botresten zijn gevonden, is wel een verklaring te geven. Wie de hoogtekaart van deze locatie bekijkt, ziet dat de zandruggen aan weerszijden van de beek elkaar hier naderen. De stukken bot zijn gevonden op een plek waar het beekdal versmalt en dieren dus gemakkelijk konden oversteken. En dat was ook voor prehistorische jager-verzamelaars een uitstekende plek, want het wild kwam daar naar ze toe.
Lees het RAAP-rapport 2650, ‘Hert in de pot’, Herinrichting Tungelroyse Beek deeltrajecten C, D en E, Gemeenten Nederweert en Leudal; Archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden op: LINK