Een houten lepel
Zoals voor veel nieuwbouwwijken geldt, waren ook de eerste (nieuwe) bewoners van de wijk Putten-Rimpeler niet de allereersten die er neerstreken. Al in de midden- of late ijzertijd woonden hier mensen, en uit de opgravingen in 2018 en 2019 bleek de ontwikkeling van bewoning ook verder goed te volgen, zeker vanaf de vroege middeleeuwen. Niet alleen veel plattegronden van huizen kwamen aan het licht, maar ook gebruiksvoorwerpen van de bewoners. In die categorie is vooral de houten scheplepel bijzonder te noemen.
De houten lepel, compleet met steel, is onderin de insteek van waterput gevonden. Hout blijft – in tegenstelling tot voorwerpen van aardewerk en metaal – zelden in de bodem bewaard. Het vergaat snel als het met zuurstof in aanraking komt, maar het water in de put was de redding voor deze lepel.
De lepel ging voor nader onderzoek naar het laboratorium van BIAX Consult waar het geprepareerd, schoongemaakt en verder onderzocht is. Zo bleek dat het hout goed geconserveerd was: het was vast, niet doorworteld en had geen sporen van fungi (schimmels) en alleen aan de binnenzijde van de kom onder de steel zaten enkele houtwormgaten. Dat suggereert dat de lepel een tijd in gebruik was, maar uiteindelijk ergens lag te verstoffen, waardoor houtworm het kon aantasten, voordat hij in de waterput terechtkwam.
De lepel is 35,5 cm lang en nagenoeg compleet, alleen het ‘haakje’ op het einde van de steel ontbreekt. Uit het microscopische onderzoek bleek dat hij is gemaakt van elzenhout (Alnus). Els is een inheemse houtsoort die algemeen voorkomt in Nederland en België, en graag groeit langs rivieren en beken en lagere delen van het landschap. Vanaf de prehistorie wordt elzenhout als bouwhout en voor het maken van voorwerpen gebruikt. Het is gemakkelijk te bewerken en is veel toegepast voor het snijden en draaien van houten kommen, borden en andere huishoudelijke voorwerpen. De lepel is gedateerd in de 11e of 12e eeuw.
De pol- of scheplepel is met de steel in lengterichting uit een stuk elzen stamhout gehaald. Eerst is een stuk stamhout met een bijl grof op maat gehakt, en daarna is het komgedeelte verder uitgehakt en de steel op maat gekapt. Elzenhouten vaatwerk scheurt niet snel als het afwisselend nat of droog is, behalve als het voorwerp ongunstig uit het stamhout is gehaald. Dan ontstaan er verschillen in spanning tussen de binnen- en buitenkant en kan het hout gemakkelijk splijten. Dit is het geval bij de lepel uit Putten. De kom in het middengedeelte vertoont namelijk een oude scheur waarvan de randen verweerd zijn. Die scheur is niet ontstaan tijdens de berging van de lepel maar was waarschijnlijk de reden dat de pollepel niet meer functioneerde. Zo is hij als afval weggegooid en in de put beland. Vermoedelijk is hij gebruikt om water uit een emmer te scheppen.