Een muur van zoden
Tijdens een proefsleuvenonderzoek in 2019 aan de Maarweg in het dorp Uithuizen stuitten archeologen van RAAP op de flank van een terp uit de 10e eeuw. Terpen of ‘wierden’ zoals de Groningers zeggen, waren woonheuvels die Noord-Nederlandse kustbewoners opwierpen om er een huis op te zetten en beschermd te worden tegen hoog water. Deze terp in Uithuizen was aangelegd op een kwelder- of schoorwal. De omgeving ervan bleek, gezien de opgegraven voorwerpen, intensief gebruikt te zijn. Het archeologisch onderzoek was al even gaande en er waren al enkele bijzondere vondsten gedaan, zoals een bijzonder prikspoor met een versierde dierenkop en enkele fibulae met een nog aanwezige siersteen. Voor onze archeoloog persoonlijk kwam zijn meest bijzondere ‘vondst’ pas later, in de laatste week van het onderzoek. Dat was een muur bestaande uit een ‘simpele’ stapel graszoden.
De muur van gestapelde zoden vormde de rand van een klein podium. Het was aangelegd als uitbreiding van de (huis)terp, over grond die eerder in gebruik was geweest als akker. Daarnaast maakte de zodenmuur in het vlak ook nog een hoek. Daardoor waren de begrenzingen en de latere uitbreidingen – met schone ophogingslagen, afgewisseld met lagen huisvuil of as – duidelijk te volgen. De zoden van circa 60 bij 20 cm waren zo goed geconserveerd gebleven, dat je de afzonderlijke plaggen kon zien. Uit een coupe in de lengte door de zodenmuur bleek dat ze in koppenverband waren gestapeld. Dat wil zeggen dat de zoden haaks op de lengterichting van de zodenmuur waren gestapeld.
De zoden laten een stukje vernuft zien, een alternatieve bouwwijze voordat de baksteen hier zijn algemene intrede deed. Niet alleen wanden van huizen maar ook die van waterputten en dobbes maakte men van gestapelde zoden. Die werden gestoken in de uitgestrekte boomloze kwelders rondom de nederzetting. Met dit kwetsbare bouwmateriaal waren toch sterke muren te maken.
De zodenbouwtraditie in het voormalige kweldergebied van Noord-Nederland gaat ver terug. Bekend zijn de gebouwen met zodenwanden uit de vroege middeleeuwen, opgegraven in Wijnaldum-Tjitsma en Leens-Tuinsterwierde. Podiumranden zoals de archeologen van RAAP bij dit onderzoek aantroffen, zijn al bekend vanaf de 5e eeuw voor Chr.
Voor wie meer wil weten over de zodenbouwtraditie is het boek ‘Het zodenhuis van Firdgum, Middeleeuwse boerderijbouw in het Fries kustgebied tussen 400 en 1300’ van D. Postma (2015, Barkhuis) van harte aan te raden. Behalve een overzicht van de bouwmethoden geeft het boek ook een inzicht in de problemen bij de constructie waar men destijds mee te kampen gehad zal hebben.
In het Friese Firdgum is als experiment een zodenhuis nagebouwd. Het is een reconstructie van een vroegmiddeleeuwse terpboerderij zoals die tussen de 5e en de 8e eeuw in het kweldergebied werden gebouwd, toen er nog geen zeedijk bestond. De muren zijn opgetrokken uit zoden, afkomstig van kleiige graslanden in de omgeving van de bouwplaats. Het zodenhuis staat naast het Yeb Hettinga Museum.